31

 

 

 

 

In een lelijk huis in Crill, het kuststadje niet ver van Elvet waar Keith Mantel zijn fortuin had gemaakt, had ze haar volgende ontmoeting met Caroline Fletcher. De makelaardij had haar een lijst gegeven van alle huizen waar Caroline die dag naartoe moest. Vera was van het ene huis naar het andere gereden, maar was haar steeds net misgelopen.

Om in Crill te komen moest ze langs Spinney Fen, de gevangenis, waar net een paar gehaaste mensen naar buiten kwamen. Het bezoekuur was afgelopen. Na de dood van haar moeder had Jeanie geen bezoekers meer gehad. Ze had moeten toehoren hoe de andere gedetineerden elkaar in geuren en kleuren vertelden over hun gesprekken met hun naasten, in de wetenschap dat ze, als ze maar schuld bekende, naar een open inrichting mocht waar ze minder streng waren en contact met de buitenwereld mogelijk was. Even bleef Vera voor de gevangenis stilstaan. Ze vroeg zich af of zij zich ook zo principieel, zo koppig zou hebben opgesteld. Waarschijnlijk wel. Ze stond per slot van rekening bekend als een koppige tante. Maar ze zou alles hebben gedaan om te ontkomen aan de zorg van Robert Winter met zijn medelijden en gepreek.

Het huis dat Caroline probeerde te verkopen, was een nep-tudorgedrocht aan de weg die iets buiten de stad langs de rand van het klif liep. Nog twintig jaar, schatte Vera, dan zou de tuin door de erosie afbrokkelen en in zee vallen. De beoogde kopers leken ook niet erg onder de indruk te zijn. Het was al donker. Waarschijnlijk waren ze direct van hun werk gekomen en hadden ze nu alleen nog maar zin in een stevige borrel en iets doms op tv. Vanuit haar auto keek Vera toe hoe ze wegvluchtten. Ze hadden zo’n haast om weg te komen dat ze de makelaar, die op de drempel stond, niet eens een hand gaven.

Caroline had de deur van het huis nog niet op slot gedaan of Vera stond naast haar. Vera kon goed sluipen als ze wilde. Dat had ze nog van haar vader geleerd. Toch leek Caroline niet te schrikken toen ze ineens naast haar stond. Misschien dacht ze dat de kopers nog iets wilden zeggen. Misschien had ze gewoon geen slecht geweten.

‘Inspecteur Stanhope,’ zei ze. ‘Ik hoop dat u weet waar u mee bezig bent.’

‘Waarschijnlijk niet. Waar heb je het over?’

‘Dit zou wel eens niet zo goed kunnen zijn voor uw reputatie. Jammer, want er zijn al zo weinig vrouwen aan de top. Niet echt netjes, hè? Me eerst thuis lastigvallen, en nu op mijn werk. En dan ook nog eens in uw eentje, wat ten strengste verboden is. Of zit dat lieve jochie in de auto?’

‘Nee,’ zei Vera gladjes. ‘Joe mocht vandaag niet buiten spelen van zijn moeder. Maar de reden waarom ik hier ben is dat ik het beste met je voorheb, pop. We kunnen er wel een officieel verhoor van maken, maar dat leek me wat gênant voor je. Het op het bureau afhandelen, bedoel ik. Of wisten je ex-collega’s dat je het met Keith deed?’

Even vergat Caroline de sleutel in het slot te steken, maar dat was dan ook haar enige reactie.

‘Ik neem aan dat hij het je zelf verteld heeft?’ zei ze.

‘Wat dacht je? Dat hij het stil zou houden?’

‘Ik dacht dat zoals de zaken er nu voor staan, hij evenveel te verliezen had als ik.’

‘Zullen we dan maar naar binnen gaan en het er hier over hebben? Stukje discreter dan op het bureau.’ In stilte deed ze een schietgebedje. Zelf zat ze ook niet te springen om een officieel verhoor.

Caroline haalde haar schouders op, alsof het haar allemaal niets uitmaakte, maar ze deed wel de deur open en liet Vera binnen. Er stonden geen meubels in het huis, maar blijkbaar hadden de eigenaars de verwarming aan gelaten, want het was niet zo kil als leegstaande huizen normaal zijn. Er waren geen lampenkappen, en in het licht van de kale peertjes was duidelijk te zien dat er een vochtplek op het plafond zat en het behang in de gang losliet. Caroline gooide de deur van de woonkamer open en liet Vera voor haar naar binnen gaan, precies zoals ze waarschijnlijk met de mogelijke kopers had gedaan. Het was een grote kamer met een erker die op zee uitkeek. Bij nader inzien was het misschien nog niet eens zo’n gek huis, dacht Vera. In de verte zag ze een zee van lichtjes – waarschijnlijk schepen die in de riviermonding op hoger water lagen te wachten – en ergens aan de kust stond een vuurtoren met regelmatige tussenpozen te flitsen. In de erker stond een kaarttafeltje met drie klapstoelen. Op het tafeltje lagen een stapel brochures van de makelaardij, een plattegrond van het huis en informatie over hypotheken. Verder was er geen meubilair. Hier ging Caroline blijkbaar met haar cliënten zitten, op zo’n manier dat ze een goed uitzicht hadden op zee en met hun rug naar de beschadigde plinten en de snotgroen geverfde muren zaten. Vera ging zitten en gaf met een knikje aan dat Caroline ook moest gaan zitten. Vervolgens zakte ze zo onderuit dat de stoel ervan kraakte. Tegenover haar wierp de makelaar haar een afkeurende blik toe.

‘Zo, zeg het eens. Wat heeft Keith Mantel te verliezen?’ vroeg Vera.

‘Nou, het heeft wel iets van corruptie, hè? Hij wilde een resultaat en hij kreeg het. Hij is een hoge pief in het dorp nu, zit in allerlei commissies en heeft het regelmatig met ministers over het opknappen van het dorp. Dat hij een wilde jeugd achter de rug heeft is één ding. Verleent hem wat meer glans, zullen we maar zeggen. Dat zullen ze hem wel vergeven. Maar invloed uitoefenen op een moordzaak die pas tien jaar oud is en nu weer boven is komen drijven, dat is heel wat anders.’

‘Waarom heeft hij het me dan verteld?’

Caroline leek gehypnotiseerd te zijn door het ronddraaiende licht van de vuurtoren. ‘Hoe moet ik dat weten? Misschien hangt hij al zo lang de brave burger uit dat hij het zelf is gaan geloven. Misschien heeft hij zoveel machtige vriendjes dat hij denkt dat niemand hem wat kan maken. En misschien heeft hij zo’n hekel aan me dat het hem allemaal niks kan schelen.’

Er klonk zoveel bitterheid, zoveel pijn door in Carolines stem dat Vera ervan schrok. ‘Wanneer begon het allemaal tussen jullie?’

‘Voordat Jeanie bij hem introk. Ruim voor die tijd.’

‘Hoe verklaarde hij dat Jeanie er ineens was?’

Caroline keek weg van het raam en haalde nogmaals haar schouders op. ‘Ik had geen verklaring nodig. Het was duidelijk dat Jeanie het niet lang zou maken. Ze was pure afleiding, niet echt zijn type.’

‘Vond je het niet erg om hem te moeten delen?’

‘Het leek me erger om hem helemaal niet meer te zien.’ Ze zat rechtop in haar stoel, aan alle kanten in toom gehouden door haar mantelpak, haar korte, chique rok en zwarte panty, en wachtte op de volgende vraag. Maar die bleef uit. ‘Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik aan hem denk. Ik blijf mezelf voorhouden dat ik me aanstel, dat ik me als een verliefde tiener gedraag en dat het ooit wel weer eens over zal gaan, maar het gáát maar niet over. Ik ben bij Alex ingetrokken in de hoop dat dat zou helpen, maar nee dus.’ Ze keek Vera aan. ‘Je zult wel denken dat ik gek ben.’

Vera gaf geen direct antwoord. ‘Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?’

‘Op een feestje. Hij was een vriend van een vriend. Ik neem aan dat iemand hem had verteld dat ik bij de politie werkte, en dat hij dat wel handig vond. Ik had net promotie gemaakt. Misschien zorgde hij er zelfs wel voor dat ik uitgenodigd werd. Het enige wat ik op dat moment wist, was dat hij zakenman was. Een weduwnaar met een dochter. Ik weet niet wat hij precies zei die avond of waarom hij meer indruk op me maakte dan al die andere kerels die me proberen te versieren op feestjes, maar er gebeurde iets. Ik raakte geobsedeerd door hem. Verslaafd aan hem. En ik ben nog steeds verslaafd. De avond dat Christopher Winter stierf, ging ik niet naar de Oude Kapel om te horen of jij al bij Keith langs was geweest. Dat hield ik mezelf wel voor, maar zo was het niet. Ik wilde gewoon dat hij me aanraakte. Ik had behoefte aan een shot. Geen greintje zelfrespect. Verslaving doet rare dingen met je.’

‘Wat gebeurde er?’

‘Niks. Hij zei dat ik weg moest. Dat ik hem met rust moest laten.’ Even was ze stil. ‘Ik had hem een paar dagen daarvoor ook al gezien, op de Punt. Om te zeggen dat we ons goed moesten voorbereiden voordat jij langskwam met je vragenlijst. Toen zei hij al dat ik hem met rust moest laten. Maar dat kon ik dus niet.’

Vera wist niet wat ze moest zeggen. Mantels geduld was op. Daarom had hij haar over zijn relatie met Caroline verteld. Omdat hij haar zat was en hoopte dat de politie zijn vuile zaakjes voor hem kon opknappen. Vera wilde het niet inwrijven. Ze stelde zomaar een willekeurige vraag. ‘Heb je Abigail wel eens ontmoet?’

‘Twee keer.’

‘Wat vond je van haar?’

‘Wil je een eerlijk antwoord? Ik had het niet zo op haar. Keith aanbad haar. Ik probeerde vriendschap met haar te sluiten, omdat ik wist dat hij dat graag wilde, maar ze mocht me niet. Waarschijnlijk wist ze wel waar ik op uit was. Ze was een slimme meid. Ergens was het wel jammer dat het zo slecht ging tussen ons, want volgens mij hadden we een hoop gemeen. We konden beiden obsessief met dingen bezig zijn, geloof ik, en ik zag dat ze eenzaam was. Als zij aan mijn kant had gestaan, was het allemaal misschien wel heel anders gelopen.’

‘Een huwelijk? Een gelukkig gezinnetje? Een witte trouwjurk met kant en nog een eigen kind erbij?’

‘Ja,’ zei ze defensief. ‘Waarom niet? Andere mensen trouwen ook.’

‘Inderdaad,’ zei Vera. ‘Maar wij zijn niet zoals andere mensen, hè?’

Over de wankele tafel heen keken ze elkaar aan.

‘Wie heeft haar vermoord, denk je?’ vroeg Vera, plotseling heel zakelijk. ‘We weten dat Jeanie het niet gedaan heeft. Wie dan wel?’

‘Ik dacht echt dat Jeanie het gedaan had. Ja, ik heb hier en daar wat stappen overgeslagen, een paar dingen gemist, maar dat was niet omdat ik het wel handig vond om haar uit de weg te hebben.’ Ze keek Vera aan en herhaalde nog eens luid en duidelijk: ‘Ik dacht echt dat Jeanie het gedaan had.’

Dat kon Vera niet over haar kant laten gaan. ‘Ja, net als Keith. Die was ongetwijfeld dolblij dat de zaak zo snel opgelost was. Dankbaar, hè? Ja, vast wel. Maar niet dankbaar genoeg om met je te trouwen. Was dat niet wat hij je in het vooruitzicht had gesteld?’

‘Zoiets, ja.’

‘Waar was je zelf op de middag dat ze stierf? Daar moet je over nagedacht hebben. Je wist dat ik die vraag zou gaan stellen.’

‘In mijn flat in de stad,’ zei ze. ‘Alleen. Ik had zowaar een dagje vrij.’ Ze zweeg. ‘Ik was helemaal kapot. Keith had beloofd dat hij me mee uit eten zou nemen, maar op het laatste moment belde hij af. Abigail had gezegd dat ze voor hem zou koken, dus moest hij thuisblijven. Ik was zo nijdig dat ik maar naar het bureau ben gegaan om toch iets om handen te hebben. En daar zat ik dus toen het bericht binnenkwam.’

‘Was Keith thuis toen ze gevonden werd?’ Dat was een pijnlijke vraag, en ze was er niet trots op dat ze hem stelde.

‘Nee. Toen ze hem eindelijk vonden, bleek hij op zijn kantoor te zitten. Iets dringends, waardoor hij op het laatste moment naar zijn werk moest. Zei hij. Zoals ik al zei, Abigail en ik hadden een hoop gemeen. Haar stelde hij ook vaak teleur.’

‘Je hebt me nog steeds niet verteld door wie ze volgens jou vemoord is.’

‘Je zult me wel voor gek verklaren...’

‘Ja?’

‘Dat meisje dat haar vond, Emma Winter...’

‘Emma Bennett.’

‘Daar was iets raars mee die dag, toen ik haar verhoorde. Ik dacht eerst dat het de schok was. Ik bedoel, wie zou niet een beetje raar doen als hij tegen het lijk van zijn beste vriend aan loopt? Maar het leek wel alsof het helemaal niet echt was. Alsof ze een verhaal zat te vertellen dat ze eerder had verzonnen, dat ze meerdere keren had doorgenomen zodat ze precies wist wat ze moest zeggen. Behalve dan dat dat gewoon niet kon. Zo lang duurde het niet voordat we er die middag waren.’

Dat liet Vera even op zich inwerken. ‘Had ze het kunnen doen? Qua timing, bedoel ik?’

‘De patholoog zei dat Abigail nog niet lang dood was toen Emma haar vond. Je weet dat ze dat nooit op de minuut af kunnen inschatten. Technisch gezien moet het mogelijk zijn dat ze elkaar op het pad ontmoetten, ruzie kregen en dat Emma haar toen wurgde. Ik zeg niet dat het zo gebeurd is, maar als je het mij vraagt...’

‘Ja, dat deed ik. Waren er verder nog dingen die daarop wezen? Afgezien van Emma’s gedrag toen je haar verhoorde?’

‘De manier waarop Abigail over haar praatte. Verschrikkelijk uit de hoogte. Alsof Emma de stomste trut was die ze ooit had ontmoet. Ooit zei ze eens tegen haar vader, waar ik bij stond: “Emma weet echt helemaal níks.” Als ik Emma was, had ik haar kunnen wurgen om zoiets.’

‘Speelde Abigail de baas over haar?’

‘Waarschijnlijk niet. Ze deed gewoon alsof ze haar beste vriendin was, terwijl ze ondertussen aan alle kanten haar zelfvertrouwen ondermijnde. En Emma was wel het type dat zich dat aantrok. Een natuurlijk slachtoffer. Die kunnen heel gevaarlijk worden als ze zich eens laten gaan.’

‘Ja, maar het lijkt me stug dat Emma haar eigen broer zou vermoorden.’ Vera dacht nu hardop. ‘En als zij het me niet verteld had, zou ik waarschijnlijk nooit beseft hebben dat Christophers kamer op de akkers uitkeek.’ Maar je hebt wel gelijk. Ze is een raar mens. Boordevol fantasieën. En welke rol speelt haar man in dit verhaal?

‘Wat weet je over James Bennett?’

‘Niks. Hij woonde hier nog niet toen Abigail werd vermoord.’

‘En Keith heeft het ook nooit over hem gehad?’

‘Waarom zou hij het over James Bennett hebben?’

‘Ik had de indruk dat ze ooit bevriend waren. In de goeie ouwe tijd.’

‘O, Keith had een hoop vrienden in de goeie ouwe tijd. Aan de meesten heeft hij me nooit voorgesteld.’

‘Heeft hij je verder nog wel eens gevraagd iets voor hem te regelen?’

‘Hoe bedoel je?’

Vera liet haar vuist hard op de tafel neerkomen. Het geluid echode door de lege kamer. ‘Geen spelletjes, dame. Je weet best wat ik bedoel. Heeft hij wel eens om informatie gevraagd? Gevraagd of je eventjes de andere kant op wilde kijken? Een ander onderzoek op de een of andere manier beïnvloed?’

‘Maar één keer.’ Na Vera’s dramatische klap op de tafel kwam het eruit als gefluister. ‘Maar dat was informatie waar hij zonder mij waarschijnlijk ook wel achter had kunnen komen.’

‘Namelijk?’

‘Hij wilde de lijst met zedendelinquenten inzien.’

‘Hoe dat zo?’

Even was het stil. ‘Keiths werk hangt helemaal af van de invloed die hij op mensen kan uitoefenen. Hij heeft mensen nodig die hem steunen. Raadsleden. Planologen. Misschien had hij het idee dat hij de druk een beetje kon opvoeren als hij iets meer wist van de mensen met wie hij moest samenwerken.’

‘Ging zijn belangstelling uit naar iemand in het bijzonder?’

‘Misschien wel. Daar heeft hij niks van gezegd.’

Chantage, dacht Vera. Daar draaide het allemaal om. Het zat dus in de familie. Ze zorgde ervoor dat er niets doorklonk in haar stem. ‘Wanneer was dat?’

‘Net voor de dood van Abigail.’

 

 

 

 

Onschuld
titlepage.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_000.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_001.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_002.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_003.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_004.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_005.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_006.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_007.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_008.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_009.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_010.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_011.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_012.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_013.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_014.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_015.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_016.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_017.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_018.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_019.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_020.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_021.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_022.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_023.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_024.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_025.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_026.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_027.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_028.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_029.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_030.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_031.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_032.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_033.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_034.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_035.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_036.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_037.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_038.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_039.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_040.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_041.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_042.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_043.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_044.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_045.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_046.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_047.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_048.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_049.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_050.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_051.xhtml